Het nieuwe " Decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten " is van toepassing vanaf 2013. Enkele bepalingen van zowaar Napoleon worden overgenomen.
Voor investeringen in de gebouwen bestemd voor de eredienst, lees voor Merchtem de Kerken, staat er letterlijk dat de gemeente de kerkfabriek niet kan verplichten haar reserves aan te spreken om investeringen te bekostigen.
Hoe moeten we dit nu interpreteren ? Ik draai het om : kan de kerfabriek de gemeente verplichten alle investeringen in de gebouwen dienstig voor de eredienst ten laste te nemen ?
In de 'memorie van toelichting' van het decreet wordt nogal de nadruk gelegd op overleg maar duidelijk is het niet.
Ik ben van oordeel dat men de reserves wel moet aanspreken vermits de gemeenten decretaal verplicht zijn de werkingstekorten ten laste te nemen. Zolang er 'reserve' is bij de kerfabriek moet dat gebruikt worden om investeringen te dekken in de gebouwen voor de eredienst.
Het is misschien een harde noot voor de kerfabrieken die graag beleggen maar het weze zo. Ten titel van inlichting : elke kerkfabriek van Merchtem heeft middelen. Er zijn er met niet minder dan 700.000 euro op een spaarboekje, er zijn er met hectaren grond (waaronder ook bouwgrond). Is het dan niet meer dan normaal dat eerst eens gekeken wordt naar eigen middelen alvorens beroep te doen op de belastingbetaler ?
Hamme gaf het goede voorbeeld : restauratie ok, maar verkoop van één bouwgrond.
Damens en heren : de tijden zijn veranderd en zoals ik eerder schreef 'het vet is van de soep'.....
Hierbij de relevante tekst van het Decreet :
[AFDELING 3/1 GEMEENTELIJKE VERPLICHTINGEN (ing. decr. 6 juli 2012, art. 27)]
Art. 52/1.
§ 1. De gemeentebesturen passen de tekorten bij van de exploitatie van de kerkfabrieken en dragen bij in de investeringen in de gebouwen van de eredienst.
In afwijking van het eerste lid kan een gemeentebestuur niet verplicht worden bij te dragen in de investeringen in gebouwen van de eredienst die geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon. Voor de toepassing van dit lid wordt met eigendom gelijkgesteld een zakelijk recht dat voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° het zakelijk recht verzekert een bij de inwerkingtreding van dit decreet bestaande kerkfabriek het genot van het goed gedurende nog ten minste dertig jaar;
2° bij het einde van het zakelijk recht zal de eigenaar een vergoeding verschuldigd zijn aan de kerkfabriek gelijk aan de meerwaarde die op dat tijdstip zal ontstaan door de aan de gebouwen aangebrachte verbouwingen of nieuw opgerichte gebouwen;
3° het zakelijk recht kan slechts vervreemd of met een zakelijk recht bezwaard wordenmet instemming van het gemeentebestuur.
In de parochies waar er een bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, stelt de gemeente de bedienaar een pastorie ter beschikking, of, als er geen pastorie is, een woning of een woonstvergoeding.
In de parochies waar er geen bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, stellen de gemeenten aan de kerkfabriek een ruimte ter beschikking waar de gelovigen ontvangen kunnen worden, waar de kerkraad kan vergaderen en waar het archief van de kerkfabriek kan worden bewaard, of betalen de kerkfabriek een secretariaatsvergoeding. Die verplichting geldt ook voor de parochies waar er wel een bedienaar van de eredienst, belast met de eredienst van de parochie, verblijft, als zijn woning niet geschikt is om die functies te vervullen.
§ 2. De roerende en onroerende eigendommen en financiële beleggingen van de kerkfabriek, met uitzondering van de erkende gebouwen van de eredienst, vormen de reserves van de kerkfabriek en worden beheerd met het oog op het realiseren van een zo hoog mogelijk jaarlijks rendement, tenzij in het overleg, vermeld in artikel 33, andere afspraken gemaakt worden. Wat betreft de financiële beleggingen zijn enkel beleggingsvormen in euro met volledige kapitaalsgarantie bij erkende instellingen toegestaan.
De gemeente kan de kerkfabriek niet verplichten om die reserves te gebruiken voor investeringen in het kerkgebouw.
§ 3. Als de gebiedsomschrijving van een parochie zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één gemeente, worden de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1 gedeeld gedragen door alle betrokken gemeenten. Als de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt, de overige gemeenten niet betrekt bij het overleg, vermeld in artikel 33, of de overige gemeenten niet in kennis stelt van de beslissingen van de gemeenteraad over het meerjarenplan en het budget, overeenkomstig artikel 43, vijfde lid, en artikel 49, § 1, vierde lid, komen die verplichtingen alleen ten laste van de gemeente waar de hoofdkerk van de parochie zich bevindt.